De Sociëteit die nu bekend staat als de Groote Sociëteit werd ongeveer 250 jaar geleden, op 1 november 1765, opgericht door enkele personen die toen een leidende burgerlijke of militaire functie hadden. Te oordelen naar het reglement of de Wetten van de Sociëteit werd ze opgericht om een gezellig samenzijn van deze belangrijke mensen te bevorderen en hen de gelegenheid te geven elkaar op vriendschappelijke wijze te ontmoeten, zich met een partij kaart of biljart te vermaken of de kranten en nieuwspapieren te lezen onder het genot van een glas wijn en een pijp tabak. In een tijd waarin communicatie en informatie-voorziening naar huidige maatstaven uiterst moeizaam was vervulde de sociëteit een belangrijke functie als forum en nieuwsbron. Hoewel veel van de burgerleden (z.g. politique leden) een rol speelden in de politiek van Stad en Lande heeft de Sociëteit gedurende bijna 250 jaar de nodige onpartijdigheid kunnen bewaren, waardoor haar bestaan, behalve gedurende enkele jaren in de Tweede Wereldoorlog, niet ter discussie werd gesteld. De Sociëteit kwam in de eerste zeven jaren bijeen op de bovenste verdieping van de herberg Het Gouden Hooft op de Groote Markt. In 1774 verhuisde ze naar het Huis Panser aan de oostkant van de Groote Markt, waar ze bleef tot 1943 toen het Panserhuis door de Duitse bezetter gevorderd werd en in 1945 bij de bevrijding van Groningen in vlammen op ging. Na de Tweede Wereldoorlog duurde het enkele decennia voordat de Sociëteit, die al in het begin van de twintigste eeuw de naam ‘Groote Sociëteit’ had aangenomen, weer goed tot leven kwam en ook een vastere plaats van samenkomst vond in het Boschhuis aan de Hereweg en vervolgens in het Schimmelpenninck Huys in de Oosterstraat.Overeenkomend met de neutrale signatuur van de Sociëteit was het de leden verboden in de Sociëteit ruzie te maken of onrust te stoken op straffe van beëindiging van het lidmaatschap. Ondanks het feit dat de leden, vooral in de tweede helft van de achttiende eeuw, elkaars felle tegenstanders konden zijn, behorende tot de groep behoudende Regenten van Stad en Lande of die van de fervente Oranjegezinde, of zelfs felle Patriotten waren, heeft dit binnen de Sociëteit, voor zover bekend, nimmer tot een clash geleid.
Slechts twee keer heeft
gedurende de z.g. Patriottische periode een groep leden de Sociëteit verlaten
om lid te worden van de fel patriottische ‘Burgersociëteit’ (omstreeks 1748) of
van de federalistische ‘Gemenebestgezinde Sociëteit’(omstreeks 1795) om, als de
politieke storm weer was geluwd, terug te keren tot de gezelligheid en
onderlinge tolerantie in de Sociëteit. Na de Bataafs-Franse tijd, waarin veel
leden van de Groote Sociëteit belangrijke bestuurfuncties hebben bezet,
veranderde de samenstelling van de leden doordat in de negentiende eeuw veel
academici, ondernemers, rijke kooplui en personen van oude of nieuwe adel lid
werden van de sociëteit en de rol van de militaire leden geleidelijk was
uitgespeeld. Ook deden zich financiële problemen voor die de sociëteit dwongen
het Huis Panser te verkopen en een deel ervan terug te huren. De ballotage, die
gepasseerd moest worden om lid te mogen worden van de Groote Sociëteit,
verslapte, wat maakte dat het wel en wee van de sociëteit meer afhankelijk werd
van de omgevende sociale omstandigheden. De directie die had bestaan uit drie
‘politiquen’ en drie ‘militaire’ directeuren werd gewijzigd in vier directeuren
en vier toegevoegde directeuren, welke laatste vooral een toeziende taak hadden
op de financiële zaken. In de tweede helft van de negentiende en de eerste
helft van de twintigste eeuw kwamen de leden van de Groote Sociëteit vooral uit
de gegoede middenstand, de nog resterende adel en uit de academische wereld.
Vergeleken met de eerste vijftig jaren van de Sociëteit, toen vrijwel alleen
regenten en militaire bevelhebbers lid waren die nog vol in het actieve leven
stonden, is er veel veranderd. De inhoud
van de bijeenkomsten veranderde geleidelijk naar het houden van lezingen en
voordrachten, het maken van grote of kleinere excursies, waarbij ook de dames
worden uitgenodigd, enkele diners, en de wekelijkse bijeenkomsten waarbij met
een goed glas wijn of bier gediscussieerd kan worden. Het aantal leden heeft
steeds gelegen tussen honderd en honderdvijftig, waarvan waarschijnlijk steeds
een derde actief was. De gemiddelde leeftijd is thans duidelijk hoger dan in de
beginjaren. Bovenal is de Groote Sociëteit er echter in geslaagd de aspecten
van ontspanning en onderling respect en vriendschap te behouden, wat aanleiding
was bij het 250-jarig bestaan de spreuk: Hic cedunt verbis // arma togaeque
simul" (Hier wijken voor woorden // wapens en toga’s tegelijk) aan haar naam
toe te voegen. De wekelijkse bijeenkomsten worden gehouden in het
Schimmelpenninck Huys op donderdag van 16.30 tot 18.00 uur, tenzij door de
directie anders is bepaald. De directeur-president leidt de wekelijkse
bijeenkomsten en treedt op als gastheer. Een ieder betaalt zijn eigen
verteringen; bij bijzondere gelegenheden (verjaardag e.d.) kan een ‘rondje’
gegeven worden, waarbij de directeur-president de gever de gelegenheid biedt
met enkele woorden daar uitleg van te geven.
Het Jaarprogramma bevat een aantal vaste activiteiten: de Nieuwjaarsborrel, de Algemene Ledenvergadering, lezingen met gewoonlijk een aansluitend een diner in het Schimmel-penninck Huys, minilezingen over actuele onderwerpen, het genieten van een Indische rijsttafel, een grote excursie met dames, een Waddenzeiltocht, een kienavond en een eindejaarsbijeenkomst met dames. Introducés dienen tevoren bij de Directeur-president of diens vervanger te worden aangemeld; de naam, woonplaats en beroep van een introducé dient in het Introductieboek te worden bijgeschreven. Ballotage: het voorstel voor een nieuw lid dient schriftelijk te worden gericht tot de directie, met vermelding van de personalia en toevoeging van een korte CV van de betrokkene, door twee leden die minstens een jaar lid zijn van de Groote Sociëteit en de bijeenkomsten regelmatig bezoeken. Voor een geldige ballotage zijn minstens twintig handtekeningen nodig. Jaarlijks, bij voorkeur tijdens de Algemene Ledenvergadering, wordt een ‘smoelenboek’ gepresenteerd. De leden zullen er voor zorgen daar op de juiste wijze in voor te komen.
Het jaar 2015 werd voor de Groote Sociëteit uitgeroepen tot lustrumjaar, met als thema:"De betekenis van Sociëteiten in Nederland en die van de Groote Sociëteit in het bijzonder."
Daartoe kregen enkele vaste bijeenkomsten een feestelijk tintje en werden in resp. maart, september en november lezingen gehouden worden rond dat thema. Als speciale gast mochten wij begroeten Jonathan Israël, die de lustrumlezing hield op 2 november 2015 met als titel:"De Verlichting, de ontstaansperiode van de Groote Sociëteit".